|
Het dagelijks leven 2
Op deze pagina o.a.: de gèijt dekken...von heijden en d'n tjéh...bermtoerisme en truttenschudders ... de moas over...lijk liet wind...zèg héé Hèmke...bevallen op strooi...Gret
en 'z'n Dafje...
De gèijt moest gedekt....
Soms leek het
vroeger bij ons thuis wel een dependance van het gemeentehuis. Diegene die
overdag geen tijd hadden om op het gemeentehuis paspoorten, rijbewijzen,
vergunningen of iets dergelijks af te halen, konden s'avonds bij ons
terecht. Er werd met hun een dag afgesproken wanneer de papieren klaar waren.
Ons vader, die in Rusmolle gemeentebode was, nam ze dan mee naar huis. Hij legde ze
keurig op het dressoir mét een pen ernaast, wat belangrijk was! Want
elk document dat werd afgehaald moest ondertekend worden onder toezicht van de
verstrekkende ambtenaar. Dat betekende dat officiële documenten altijd door de
eigenaar moesten worden opgehaald want die moest zélf tekenen. Ons vader gaf
niets mee dat niet ondertekend was. Hij hield daar streng toezicht op!
Zo nam hij ook wel eens zakjes met geld mee naar huis. Hierin zat een
gemeentelijke pensioen-uitkering of iets dergelijks. Hij bezorgde dit geld dan in
zijn vrije tijd bij de rechthebbende thuis. Of hij liet het bezorgen...!
Mijn tweelingbroer Han moest, toen hij een jaar of elf was, lange tijd op
woensdagmiddag naar de Maliskampse Hei om Mèn de Plien haar centjes te brengen.
Mèn was 'n goei mins mar nogal raauw getoald. Ze kon het nogal schoaw zeggen.
Toen hij daar weer eens kwam foeterde ze over de geit die in een schuur zat
waarvan het dak rot was en lekte.
'N natte gèijt was òk nie alles.
Er moest nodig nèij strooi op 't dak. De dak van de geitenschuur moest opnieuw
gedekt worden. Ze zal het wel iets anders gezegd hebben maar onze Han begreep toch dat er
een nieuw dak op de geitenschuur moest. Van 'n andere betekenis dat de
geit gedekt moest worden had hij op z'n elfde nog nooit gehoord.
Ze vroeg hem of hij ook kwam helpen. Hij knikte heftig ja of eigenlijk durfde
hij geen nee te zeggen. Maar hij waar toch 'n bietje gruts dat ze hem vroeg om
mee helpen. Toen hij thuiskwam vertelde hij enthousiast dat Mèn Plientjes had
gevraagd of hij mee kwam helpen um de gèijt te dekken. Ons moeder vloog op als
dur 'n bie gestoke! "We zegde doar, mee hellepe mi de gèijt te dekke? Hoe durft
Mèn zoiets te vroage". Onze'n Han was zich van geen kwaad bewust, dacht "worrum
al die drukte" én, ook niet onbelangrijk, hij ha al toegezeed!
Hij begreep maar niet waarom ons moeder en ons vader zo mopperde over zoiets
onschuldigs als het helpen met een nieuw dak. Wist hij veel op z'n elfde. Het
feest voor onze Han ging niet door maar ze zijn volgens mij ook niet bij Mèn
Plientjes geweest om te vragen hoe 't zat mi die gèijt. Wel is hij de woensdag
daarop weer geld naar Mèntjes wezen brengen.
Sportieve burgemeesters
Jhr.
von Heijden
Mazairac
In 1923
werd Jonkheer von Heijden benoemd tot
nieuwe burgemeester van Rusmolle. Hij ging, na even in een villa in de Weidestraat gewoond te
hebben, naar villa"de Driesprong". Hij is daar daar tot aan zijn pensioen in 1958
blijven wonen. Onze
burgervader was een zeer sportief iemand. Hij was een niet onverdienstelijk voetballer en speelde bij Be Quick in Nijmegen. In 1920
werd hij gekozen in het Nederlands elftal dat deelnam
aan de Olympische Spelen in Antwerpen. Hij was reservespeler maar mocht in de
laatste wedstrijd om de bronzen medaille tegen Spanje, als invaller-linksbuiten
meespelen. Helaas verloor Nederland deze wedstrijd met 1-3.
Ook fietste hij veel. In mijn jeugd zag ik hem dikwijls op zijn sportfiets, gekleed in shirt en ruiten plusfore, wat op z'n Rusmolles een drollenvanger
was. Hij fietste vaak tot ver in de omgeving.
Op een dag reed Toon de Tjéh (van Uden) op z'n aftandse boerenfiets Jonkheer von
Heijden op z'n sportkarretje bij het begin van de Tweeberg achterop. Toon stayerde 'n
beetje achter d'n burger aan. Deze ging steeds harder rijden maar d'n Tjéh gaf niet
op. Aan het einde van de Tweeberg, toen ze op volle snelheid lagen, haalde Toon
zijn koptrekker in. Hij keek 'n beetje meewarig opzij en zei enigszins
hatelijke tegen d'n burger: "Dag mijnheer de burgemeester".
Ze zijn nooit meer vrienden geworden!
Zij opvolger burgemeester Mazairac fietste ook niet onverdienstelijk, maar
alleen recreatief. Diens broer Toine deed het als amateur baanwielrenner heel wat
beter. In de twintiger jaren behaalde hij hiermee meerdere Nederlandse titels
bij het sprinten.
Bermtoerisme en truttenschudders
Na 1950
kwamen er steeds meer auto's op de weg. De weinige autowegen waren smal en hadden
geen vangrails of vluchtstroken en soms zelfs geen middenberm. In die tijd ontstond
een merkwaardig fenomeen: bermtoerisme. Op vrije dagen trokken hele families met
boterhammen, koffie of iets sterkers, met fiets of auto naar de bermen langs de
autowegen. Ze keken dan gezellig op een hele rij stoelen naast elkaar,
zo'n anderhalve meter van de rijbaan, naar het voorbij razende verkeer.
De kroost hield dat meestal niet zo lang vol en speelde onbekommerd in het gras
van de snelwegberm. Vaak gebeurde het dat de ouderen, nadat ze al de meegenomen hapjes
en drankjes hadden verorberd, in slaap vielen en de jeugd zich zonder toezicht
moest vermaken. Al met al in de ogen van nu een onbegrijpelijk vermaak.
Opa en Oma als bermtoerist
In 1959 verscheen er een echte
Nederlandse auto op de weg:
De Daffodil
600. Deze auto werden in Eindhoven gemaakt.
Dit auto'tje woog 630 kilo, kon 28 liter benzine meenemen, had een motorinhoud
van 590cc en kon maxi-maal 90 km. per uur halen (met rugwind). Het wonder van dit wagentje was de "variomatic". Een soort automaat die werkte
met een duwende drijfriem. Het zat op alle Dafjes. Hierdoor was het rijden makkelijker
omdat men alleen maar gas hoefde te geven en te remmen. Het versnel- lingspookje,
pientere pookje genoemd, werkte eenvoudig.
Bij stationair draaiende motor pookje naar voren om vooruit te
rijden en het pookje naar achteren om achteruit te rijden. Simpel dus. Maar....vooruit en
achteruit rijden ging wel even hard. Dat was oppassen geblazen. De auto was
goedkoop, eenvoudig en zuinig met benzine.
Eigenlijk een soort Nederlandse Volkswagen. Wel zat er alles op om mee te
rijden. Zelfs licht voor in het donker. Mensen die niet voor een normaal
rijbewijs konden slagen kregen de kans om een speciaal Dafrijbewijs te
halen. Uiteraard mocht je dan alleen maar in zo'n Dafje de weg op. Zij werden
altijd een beetje meewarig bekeken. De auto kreeg al snel vele bijnamen b.v.:
Vrouwen in een Daf waren pruimen in blik en Elke maf rijd in een Daf.
Doordat de auto werd aangedreven door een automaat met drijfriemen stond deze
bij stilstand en draaiende motor altijd een beetje te schudden en maakte de
riemen lawaai bij het wegrijden. Ook dat leverde mooie namen op:
truttenschudder met charatel aandrijving, parkinsonmobiel en riemenpieper.
Ik heb de Daf 33, zoals de typenaam van het eerste Dafje was, gezien op de RAI
autotentoonstelling van 1958 in Amsterdam. Ik was daar voor mijn toenmalige
werkgever Hans Hoffslag. Deze handelde in Atlanta caravans en had een bedrijf
aan de Graafsebaan in Hintham. In die tijd waren
auto's en caravans op de RAI tentoonstelling nog gecombineerd. Ik mocht mee naar
Amsterdam om de tentoongestelde caravans van het merk van mijn baas op te poetsen. De eerste Eindhovense
Daf werd daar onthuld door de toenmalige Commissaris der Koningin van Noord
Brabant Jan de Quay.
In 1968 reed Rob Slotemaker met een speciale Daf 33 de Marathon Londen-Sydney.
Ook is er een racewagen uitgebracht die was
uitgerust met de 'variomatic'van DAF.
Gret (de Rooie) Creij reed tot ver in de tachtig auto. Daf wel te verstaan. Hij
was schijnbaar een perfecte chauffeur. Nadat het niet meer ging hebben vrienden
de motor uit het Dafje gehaald en de carrosserie achter in zijn tuin gezet.
Gret ging er af en toe nog eens inzitten brroemm...brroemmde..een paar keer en
genoot op deze manier tot aan zijn einde van z'n Daffodilletje.
De
Moas over...
Het
strandje aan de Maas bij Gewande ligt aan de Gelderse kant. Dat betekent dat als
je in de Maas wilde zwemmen je de rivier over moest. Net na de oorlog zette d'n ouwe Smulders van café de Blauwe Sluis op 't
Wild badgasten middels een handaangedreven pontje het water over. Zoon Henk nam
het later van zijn vader over. Henk was niet bang. Bij mooi weer was het druk en
roeide hij met een overvol bootje de Maas over. Als er beroepsscheepvaart
aankwam moest hij als de donder maken dat hij weg kwam. Maar hij was sterk en
manoeuvreerde handig met zijn gasten langs de andere vaartuigen. Later hing hij
een motortje aan zijn roeiboot. Nu konden er veel meer in. Meestal te veel! Zijn
passagiers moesten bij drukte wel blijven staan. Henk stond zelf altijd
nonchalant helemaal achterop bijna op z'n buitenboordmotor. Het vaartuigje
wiebelde verschrikkelijk met zoveel volk aan boord maar hij presteerde het toch
altijd om iedereen zonder kleerscheuren of een nat pak over de Maas te komen.
Als het weer in de namiddag plotseling verslechterde kon je lachen. Iedereen
wilde tegelijkertijd terug maar Henk hield met humor en geschreeuw de meute in
bedwang en maande ze rustig te blijven wachten tot 't hun beurt was om terug
overgezet te worden.
Lijk liet wind...
Toon van Balkum
Na de oorlog was
Café Juliana o.a. het repetitielokaal van zangverenigingen Oefening en
Vermaak" en de toneelafdeling van de Kajotters, (Katholieke Arbeiders Jongeren).
Hun uitvoeringen hielden ze in een grote schuur die achter de
timmerwinkel van Karel de Veer, thans woninginrichting De Veer, stond. In deze
schuur werd
vloerzeil gemaakt. Daar was grote vraag naar omdat net na de oorlog bijna
geen andere vloerbedekkingen te krijgen waren. Toontje van Balkum, de schrijver
van ons Rusmolles volkslied, heeft hier in de naoorlogse jaren nog gewerkt.
Soms werd de schuur gebruikt door toneelvereniging Samenleving of het
revuegezelschap Levensvreugd om een uitvoering of optreden te geven.
Tijdens een uitvoering van de Kajotters,lag Gerrit
Kappen als lijk in Jo van Hoof
een
kist op het toneel. Jo van Hoof en Broer van Balkum
stonden als smartelijk familieleden over de kist gebogen, maar ondertussen
probeerde ze wel Gerrit met kietelen aan het lachen te maken. Bij Gerrit liepen
de spanningen hoog op en hij liet er ene vliegen. Onhoorbaar weliswaar maar aan
de reactie van de twee smartelijke kietelaars te zien was hij niet onruikbaar.
Totdat ze alle drie maar in de slappe lach schoten.
Enkele jaren later was er weer een uitvoering van 'n Rosmalense Revue. Hierin moest Gerrit Kappen, hij weer, Hèmke Pèk
spelen. Compleet met tabakspruim. Maar Gerrit lustte geen pruimtabak en daarom
pruimde hij op drop.
De echte Hèmke, op z'n zondags Herman Vorstenbosch, kreeg bij elke uitvoering
een uitnodiging omdat hij in de sketchjes als onderwerp gebruikt werd. Hij zat
eens als genodigde op de eerste rij naast pastoor Janssens. De weddenschap was dat Gerrit
een straaltje 'tabakssap' op Hèmke zou richten en hem zou raken natuurlijk.
Maar hij richtte verkeerd en spuugde de pastoor op z'nne jas. Hèmke reageerde
adrem: "Ik zèg héé Gerrit, nou bènde pas zèg héé 't echte Hèmke".
Om Hèmke echt goed na te kunnen doen gaf hij Gerrit Kappen zelf les
in
imiteren. Hemke zei nl. om de haverklap zèg héé en dat moest goed uit de verf
komen. Toen Gerrit tijdens een uitvoering een paar keer zèg héé vergeten was
kwam Herman Vorstenbosch daar na de voorstelling 's efkes op trug. Hij zij:
"Ik zèg héé Gerrit, ge zegt héé of ge meugt mèrrege nie mèr zèg héé Hèmke
speulen".
Gerrit Kappen en Hèmke Pèk
Bevallen op strooi
Ons moeder was voor en in de oorlog vroedvrouw en heeft jarenlang de toenmalige
huisarts dr. Hanegraaff geassisteerd. Deze arts werkte van de dertig- tot de
zestiger jaren in Rusmolle. Ze heeft hem
mee geholpen om vele Rusmollese
kinderen op de
wereld te zetten.
Zo moest ze eens op
verzoek van hem naar de Kruisstraat om de bevalling van een boerin
voor te bereiden. Hijzelf zou later komen. Ons moeder ging er op de fiets naar
toe. Het allereerste wat zij van de boer moest doen was het beddengoed en het
matras uit de bedstee halen en vervangen door stro. Dan werd dát
in ieder geval niet vies. Bij een boerengezin in de Maliskamp viel de bevalling
van een boerin samen met de bevalling van een koe. Terwijl Dr. Hanegraaff en ons
moeder de boerin verloste van haar kind verloste de boer de koe van het kalf.
Tot op het moment dat de dokter en ons moeder vertrokken, was de boer nog niet
komen vragen hoe het was gegaan en of het een jongen of een meisje was geworden.
Dokter Hanri Hanegraaff-van der Colf
naar boven
|
|