|
Raadhuisstraat
Het begin van de Raadhuisstraat waar nu
het gezondheidscentrum staat. Het betreft een optocht op Koninginnedag 1960
Op deze pagina o.a.: nôr
de bergt...het oude brandweerhuisje...joantje de kep en de engelse
soldaten...wekflessen schieten...vlammenwerper...geroofde worsten van de smid...
Rechterzijde vanaf de Dorpsstraat
Brandweerhuiske
Toen mijn ouders een
jaar of acht na de oorlog een nieuw huis gingen
bouwen in de Raadhuisstraat, of eigenlijk zei iedereen in die tijd in 't
Ven, net achter het oude gemeentehuis, was
die straat amper verhard en nog geen riolering. (Dat gold wat de riolering betrof
overigens voor heel Rosmalen). Het eerste pandje rechts als je vanaf de
Dorpsstraat de Raadhuisstraat in ging was het brandweerhuisje dat in de
achtertuin van het gemeentehuis stond.
Een klein gebouwtje waarin een brandspuit die je achter een auto of
tractor kon hangen. Dat was de hele brandweer-uitrusting. Het geheel werd
bediend door de gemeentewerkers. Voorbij dit brandweerhuisje woonden wij.
1960. De enige foto die er bestaat van mijn
1970. Huis van Dorus en Doorke Vos, gebouwd in 1908.
ouderlijk huis enige jaren na de bouw in 1956.
De Raadhuisstraat was nog bijna onverhard.
Onze
buurvrouw Door Vos
In 1956 werd door mijn ouders, iets voorbij het brandweerhuisje, op de hoek
met de huidige Hoogstraat, een huis gebouwd. Op die plaats stond voorheen de
houten woning van de familie van Ton en Tineke van Son. Zij waren naar de
Burg. Nieuwenhuizenstraat verhuisd. Het stuk land waar ons huis op moest
komen was, behalve het stukje waar de keet van Ton van Son opstond, helemaal
verwilderd en de opgroeiende kinderen veelvuldig te vinden waren.
Overal diepe kuilen en "loopgraven", vol met planken, stenen, en andere
troep, die zij gebruikten om daar "hun"oorlogjes te houden. Toen
ons huis klaar was heeft een man van rond de tachtig, ik weet helaas
niet meer wie, in een paar weken de hele lap grond gefatsoe-neerde en
bewerkte tot land dat geschikt was om groenten op te telen. En dè allinig mi
'n schup en 'n kruiwagentje.
Op het moment dat wij met ons gezin bestaande uit vader moeder en elf
kinderen in het nieuwe huis trokken was er wel een waterleiding maar daar
kwam door een of andere oorzaak alleen maar roestwater uit. Dat vond ons
moeder uiteraard niet zo goed voor haar wasgoed en daarom moest er ongeveer
acht maanden lang was- en drinkwater uit de put bij de buren gehaald
worden. Wij, dat waren de oudste jongens: onze Toon en onze Piet, ikzelf en
mijn tweelingbroer Johan toen tussen de 13 en 16 jaar oud,
moesten met lege emmers over onze heg, dan over een zandstrook wat nu de
Hoogstraat is, daarna over de heg van onze buren naar hun waterput, emmers
vullen en dan dezelfde weg met volle emmers weer terug. Een hele expeditie!
En dat bijna ieder dag.
Onze buren waren het gezin van Dorus en Doorke
Vos, Dôrus van't Vòske zinne wij, die acht kinderen hadden en tevens een
winkel in manufacturen. Op mooie zomeravonden zat Dorus vaak op een bank voor
het huis op zijn trekharmonica te spelen. Wat wij als kinderen ook wel leuk vonden
was de oudejaarsavond. Dorus was lid van het gilde en had daarvoor een
geweer in huis. Niet zomaar een maar volgens mij een uit de Eerste
Wereldoorlog en in onze ogen een draagbaar kanon waar grote kogels gingen.
Die kogels maakte hij overigens zelf. Hij vulde hulzen met kruit, sloeg er een loden prop
en bracht het slaghoedje aan. Voor oudjaar gebruikte hij wat extra kruit
voor extra effect. Tegen twaalven stond Dorus met het geweer op zijn schouder
het nieuwe jaar af te
wachten. Bij de eerste klokslag haalde hij
de trekker over waarna een geweldige explosie volgde Meestal had hij
nog wat extra patronen zodat het niet bij een knal bleef.
Dorus van't Vòske
in gala.
Tamboer bij de guld. Met z'n "monument" van 'n monnika.
Ook was Dorus verzot op kaarten. En
dan vooral rikken wat hij ook veelvuldig deed, vooral met zijn latere schoonzoons
en....
vooral ook luidruchtig want er werd zo fanatiek gekaart dat de halve straat mee
kon luisteren. Als ze een kaarter te kort kwamen werd er een beroep op
onze familie gedaan om b,v. de vierde rikker te leveren. Gezien onze leeftijd,
zó'n jaar of vijftien, deden wij dat niet zo graag want als jongste kaarter
aan tafel waar het nie hèndig goewd....! Ge kreegt nogal eens op oew mieter.
Maar van d'n andere kant kwamen wij altijd graag bij Dorus en Doorke van't
Vòske, met wiens kinderen wij de buurt
onveilig maakte.
Ik herinner mij dat ik samen met mijn buurjongen Pietje van 't Voske van een
oud olieblik een mooie vuurspuwer maakte. We gebruikten hiervoor een leeg olieblik van een
liter of drie, boorde er aan de bovenkant twee gaten in en soldeerde in
het ene gat 'n ventiel van een fietsband en in het andere een ander gat een
kraantje. Daarna deden we halve liter benzine in het blik om vervolgens
met een
de fietspomp, via het ventiel, de bus flink op druk te pompen. Dan kraantje open, lucifer
er bij en een prachtige metershoge
steekvlam was ons resultaat. Natuurlijk levensgevaarlijk voor ons maar
dat zagen we niet. Misschien nog wel gevaarlijker was het om bij onze vaders
kogels te jatten die voor het gilde bestemd waren en die in een gat in een
plank te stoppen
en dan met een hamer en priem tegen het slaghoedje te slaan. En maar
hopen dat de boel ontplofte.
Vrnl: Eerst het huis van Dorus en Doorke Vos, dan in de
Hier woonde Jos van de Wielen en Dien Savelkouls
driekapper: Jan en Anna Venrooy, Marinus en Stien Vos
en Has Heijmans en Mie Hak. Ook is de reclamezuil voor
de benzinepomp van Ties Verhoeven te zien.
Vervolgens een drie
onder één kap met in het eerste Jan en Anna Venrooy-Heijmans. Zij hadden
drie kinderen Adrie, Joke, en Roos. Jan werkte bij de NS. Hij bediende o.a. de spoorwegbomen
en deed onderhoud aan het Rosmalense spoorweg traject. Ik kwam zelf veel bij
Venrooy omdat
ik met hun zoon Adrie was bevriend. (helaas is hij in 1981 vlak bij zijn
woning aan de Graafseweg verongelukt). In het middelste huis zaten Marinus
en Stien Vos met hun drie kinderen. Marinus was in Rusmolle bekend als "bekker van 't
Voske". Hij was een broer van Dorus Vos. In het derde huis werd
bewoond door Has Heijmans en Mie Hak en hun blinde dochter.
Dan stond er een
oude boerderij waar Piet Jorissen (van der Donk) een schoemakerij in had.
Hij was getrouwd met Marie Rijkers en ze hadden twee zoons. Nadat Piet
gestopt was met de schoenmakerij en naar elders verhuisde begon Ties Verhoeven
een autogarage in de voormalige boerderij. Even later brak hij de boerderij af en bouwde
daar een
nieuwe werkplaats. Toen Ties met zijn garage stopte zat er bijna dezelfde
dag de Aldi super-markt al in.
Dan kwam
het huis op de hoek met de Venstraat. Dit was het ouderlijk huis
van Nol Savelkouls bijgenaamd Meties, de latere gruuntenboer van Rusmolle.
Zijn zuster Dien trouwde met Jos van de Wielen en is tot de afbraak in de
zestiger jaren in dit huis blijven wonen. Dit huis was het laatste wat tot
in de vijftiger jaren aan het verharde gedeelte van de Raadhuisstraat stond.
Na de kruising met de Venstraat liep er nog een zandpadje richting de Bèrgt.
1955. Foto links het boerderijtje van
schoenmaker Piet (Jorissen) van der Donk met daarnaast het
spitse huisje van Jos van de Wielen. (nu staat op deze plek de Aldi). Op de foto Fried
en Hanny v.d.Dungen met hun moeder Martijn, een zuster van mijn
vader.
De foto rechts geeft vanaf dezelfde situatie een kijkje in de Raadhuisstraat
richting de Dorpsstraat 1960.
Raadhuisstraat 1935. Dit
is het zandwegske dat langs het huis van Sjaan van Grinsven naar de Bèrgt
ging. Op de achtergrond staat links het huis van Jos van de Wielen (nu Aldi
supermarkt). Rechts het huis van Haske van Balkum dat net gebouwd was.
Het parmantig wandelende
manneke is een zoontje van Joos Kerkhof en loopt ongeveer ter hoogte van het
huis van melkboer Sjaan van Grinsven.
In het midden het kleine
huisje waarvan verderop in deze pagina de beschrijving staat.
Onze romboer Sjaan van Grinsven
Raadhuisstraat1950.
Huis van Sjaan en Truus van Grinsven
Na Jos van de Wielen was er een zandpadkruising
met de Venstraat en ging de Raadhuisstraat verder als zandwegske richting de Bèrgt. Na 75
meter stond er aan de rechtse kant een alleenstaand huis. Hier woonde begin dertiger jaren Bert
van Nuland en Johanna de Koning. Toen Bert overleed is Johanna daar blijven
wonen met o.a. haar dochter Kaatje. Kaatje trouwde met weduwman Jos Kerkhof. In 1933
bouwde de weduwe Van Nuland samen met haar nieuwe schoonzoon Jos in de
Venstraat een nieuwe woning. Jos had drie kinderen uit zijn eerder huwelijk
en de hele familie, inclusief oma van Nuland, verhuisde in 1934 naar de
Venstraat.
Nadat de weduwe Van Nuland was vertrokken kwam Kobus Voets in het huis die
er tot begin veertiger jaren woonde. Toen Kobus Voets was verhuisd hebben Appie en Bets Verschuren-Linnenbank
daar tot 1948 gewoond.
In 1948 huwde melkboer Sjaan van Grinsven met Truus Coppens. Zij kwamen na
Verschuren in deze karakteristieke woning. Zij waren tevens de laatste
bewoners. Truus overleed in 1993 en Sjaan zou overlijden in 2006. Het huis
is in 2007 afgebroken.
Sjaan was een zoon van Lenard en Betje van Grinsven uit de Striensestraat.
Hij begon als 12 jarige, recht van de school, in dienst van zijn vader als
fietsende melkboertje in Rusmolle. Met achter op de pakkendrager van zijn
fiets een tuit melk en aan het stuur een maatje van een halve liter ploegde
hij door de zandpèdjes van Rusmolle.
De melk kostte in die tijd 9 cent de
liter, thuis gebracht en wel.
Na vier jaar kreeg hij een bakfiets en werd het assortiment uitgebreid met
karnemelk boter en eieren. Rond 1940 kwam de melk in flessen op de markt.. Na de oorlog was er
niet of nauwelijks aan een paard te komen. Maar Sjaan moest toch iets en
kwam, via iemand uit Berlicum, in het bezit van een bijna blinde muilezel.
Deze muilezel had gewerkt in de kolenmijnen van Noord Frankrijk en was door
de Duitsers vanuit Frankrijk meegevoerd naar Nederland. Sjaan spande zijn
gehandicapte vervoermiddel voor de melkwagen en leerde 'm de plattegrond mi
alle
zandpèdjes
van Rusmolle. Uiteindelijk wies d'n ezel overal blindelings de
weg en kos Sjaan d'r aarig mi
ut de voeten!
Sjaan met muilezel in1945
In 1948 trouwde Sjaan met Truus Coppens "van 't Heeseind". Zij was een dochter
van Ad en Kaat Coppens van Nistelrooy. In hun huwelijk werden drie dochters
en een zoon geboren.
Eind veertiger jaren werd de ezel vervangen door een paard en ventte hij met een melkkar op luchtbanden.
Op die melkkar heb ik als kind, en trouwens zowat alle jungskes ut 't durp, dikwijls opgezeten.
Sjaan was erg een geziene
man in
't durp. Hij buurtte gère, dikkels en lang mi z'n klanten waardoor z'nne melkronde
nog-al 'ns uit liep. In 1950 werd zijn bedrijf gemotoriseerd. In plaats
van het paard kwam er een oude Dodge brandweerauto die werd omgebouwd voor
het
uitventen van melk, boter en eieren. De Dodge was nogal prijzig omdat hij
veel brandstof verbruikte werd en al snel ingeruild voor een Borgward.
De zaken gingen goed en in 1960 verruilde hij de Borgward voor een
grotere Opel Blitz, waarmee hij tot 1975 z'n melkrondes dur Rusmolle din. Sjaan genoot
het vertrouwen van zijn klanten. Hij was tevens een soort wandelende
nieuwsbrief. Niet verwonderlijk want de mensen werkte de hele week hard en
kwamen niet zo veel buitenshuis. Ook was hij zeer klantvriendelijk. Omdat de
mensen nog geen koelkasten hadden deed hij van mei tot oktober 2 melkronden
per dag en dat ook in het weekeinde. Een deurbel kende hij niet en ging
altijd en overal achterom Was er niemand thuis dan keek hij in kelder en vulde aan wat er nodig was. Betalen kwam later wel. Soms pas
véél later. Niet iedereen kon
snel afrekenen en deden dat als ze salaris of kinderbijslag hadden
gebeurd. Sommigen betaalden zelfs pas na jaren, maar het kwam altijd weer
goed. Sjaan had er begrip voor en zei wel eens schertsend dat hij een wandelende credietbank was. In 1975 is hij gestopt met de
melkrondes door Rusmolle. Door de opkomst van de supermarkten verdwenen de
meeste brood en
melkventers uit het straatbeeld. Hij heeft nog even geprobeerd om met een
rijdende winkel de kost te verdienen. Hiervoor had hij een oude auto van het Rode Kruis bij de smid
laten ombouwen tot winkelwagen. Dat heeft hij maar korte tijd gedaan en
hield er toen definitief mee op. Maar stilzitten was niks voor hem. Zijn motto 'mi mensen umgaon' maakte hij waar door in De Meerwijk bejaarden te gaan helpen.
Daarnaast plaatste hij in vele zalen billjarttafels. In 1993 overleed Truus.
Sjaan heeft tot zijn dood in
2006 in de Raadhuisstraat gewoond.
Sjaan en Truus
in 1948 en in 1988
bij hun veertigjarige bruilof
Het vervoer dat Sjaan voor zijn melkrondes in Rusmolle door de jaren heen
gebruikte:
1946:
De muilezelkar.
Het kleine
1950: De omgebouwde Dodge brandweerauto
melkboertje is Hennie
v.d.Wassenberg
1955: De Borgward
1960: De Opel-Blitz
Voorbij Sjaan van Grinsven hield de bebouwing voor wat betreft de
Raadhuisstraat op. Het zandpèdje ging wijer tusse de roggevelden nor de
Bèrgt.
Aan de linkerkant van het wegske lag het bedoeningske van Mina Boers.
Voorbij Mina Boers en vlak voor de oude Bèrgt nog 'n heel aauw boerderijke
waar broer en zus Jaontje en Kobus de Kèp boerde. Jaontje en Kobus namen het
niet zo nauw met de properheid en leefde hun eigen leventje. Goei volluk mar
ge moest er oe eige nie mee bemoeie! Jaontje liep meestal tot in de verre
omgeving de koeien te huuien. Op haar hoofd eeuwig en altijd een mannenpet
zonder klep. Toen er bij de bevrijding Engelsen met een vlammenwerper en
zwaar geschut over de Bèrgt trokken op zoek naar Duitsers sprong Jaontje
in paniek voor de troepen en riep in d't beste Rusmolles: Heren... heren... , denk
toch 'n bietje ôn mèn en ôn m'n koeikes !
In hun boerderijke had Jaontje een goei kamer ingericht. Daarin stond het schildersgerei van enkele
dames uit de bekende Bossche schildersfamilie Slager. Zij kwamen schilderen en uitrusten. Jaontje maakte weinig praat over dat kamertje
en slechts enkeling mocht daar binnenkijken. Op een keer was er een
fotograaf van de Katholieke Illustratie in de buurt en die had stiekem foto's
van haar gemaakt. Jaontje was daar zo kwaad over dat ze de zondag daarop
niet naar de kerk was geweest. Of dat Onze Lieveheer daar iets aan kon doen.
Nico Pennings mocht een schilderijtje van de open stookplaats in d'n herd
komen maken. Hij zette zijn
schilder-ezel op en begon te werken. Joantje en Kobus zaten aan midden in
d'n herd on 't wèrm
eten. Ze sopten kleine èrpelkes in de sju en aten die met brood en peren.
(de grote aardappelen werden verkocht). Toen ze gegeten hadden gingen ze
naar bed. Dat wil zeggen Kobus links in een bedstee en Jaontje aan d'n andere
kant in d'r eigen slaapkast. Nico zat er tussenin te schilderen onder
begeleiding van het snurkende stel. Het zandweggetje eindigde op de Bèrgt
(de Bergen) bij de boerderij van Dorus en Gonda van Helvoirt-van der
Heijden. (ongeveer op de huidige kruising van de Raadhuisstraat en de
Fort Alexanderstraat.
Joantje de Kèp
en haar oude boerderijke
Linkerzijde
vanaf de Dorpsstraat
Wèkflessenschieten
Als je vanaf de Dorpsstraat
de Raadhuisstraat inging was links op de hoek, op de plaats van de in 1948
afgebroken oude
brouwerij, de winkel van Haske Spierings,
bijgenaamd de Flip. Het was een echte dorpswinkel in knopen, garen, band
en andere textielartikelen. Daarnaast had Has een goedlopend taxibedrijf.
Daaraan vast zaten twee woningen en in het eerste huis woonde oma Pennings
en in het hoekhuis zat de familie van Marinus en Truus van Hassel,
die hier vanuit de Dorpsstraat naar toe waren verhuisd.
Dan kwam het grote huis met schone tuin van Martien van den Elzen (foto
uit 1948) die
een hoge functie bekleedde bij Jan Heymans de wegenbouwer. Zijn grote tuin
was zeer aantrek-kelijk en nogal eens het doelwit van de kinderen uit de
buurt om kattekwaad uit te halen. In de winter zette hij wekflessen
ondersteboven over plantjes die niet mochten bevriezen. Wij konden de
verleiding niet weerstaan en schoten, als ons vader niet thuis was,
vanuit een bovenraam van ons huis de flessen met een windbuks kapot.
Raadhuisstraat jaren zestig. Smid Thé
van der Voort bij zijn werkplaats en Marinus van Hassel wandelend met een van
zijn kleinkinderen.
Worst roken in de smidsoven
Het volgende huis was het in 1932 gebouwde woonhuis met smederij van Thé
van de Voort. Voordien was deze smederij gevestigd in het hier tegenover
gelegen huis waar Dorus Vos in woonde. In dat huis woonde
in de twintiger jaren de familie Harry van Uden. Harry had daar een timmerwerkplaats en
waar hij o.a. doodskisten maakt en de doden er zelf in opbaarde.
Thé van der Voort uit Udenhout was in die tijd knecht bij smid Jan Schel
in de Dorpsstraat en werd verliefd op Grada van Uden, een zuster van
Harry uit Den Dungen. Nadat zij getrouwd waren kwamen zij bij Harry in huis
wonen. Toen Harry met zijn timmerzaak stopte werd de werkplaats
omgebouwd tot smederij waarin Thé van der Voort voor zichzelf begon. De
smederij draaide goed en in 1932 verhuisde Thé en Grada naar het
hierboven genoemde en door hun zelf gebouwde nieuwe huis
met smidse aan de overkant van de straat. Opzij van deze smederij stond
een grote oven om daarin ijzeren banden (repen) voor karwielen te
verhitten alvorens ze om het wiel te leggen. Deze oven werd op gezette
tijden ook gebruikt om de hammen en worsten in te "roken". Bij de
bevrijding toen het hele gezin van de smid moest worden geëvacueerd bleef
vader Thé alleen bij de smederij achter. Hij vond dat een mooi moment om eens wat worst
te gaan "roken". Toen hij na een paar dagen ging kijken hoe het met de
worsten was bleek dat de oven was leeggeroofd. De dader werd nooit
gevonden.
Op de
linkse foto het huis van familie van Dorus en Doorke Vos. Achter het
linkerraam zat achtereenvolgens in 1930 de timmerwerkplaats van Harry van Uden, in
1932 de smederij van The van der Voort en in 1950 de textielwinkel van Dorus
Vos. De smid bouwde in 1932 een nieuwe woning met smederij welke op
de andere foto uit 1937 te zien is.
Daarnaast woonde mijn ome Jan en tante Mina. Jan was een broer van mijn
vader. Mina heette met haar meisjesnaam van der Heijden kwam uit Heesch. In hun gezin
waren 14 kinderen. In de vijftiger jaren bouwde hij in de Venstraat
(links om de hoek) een nieuw huis. Mijn ome Jan pakte alles aan. Hij
metselde mee aan nieuwe huizen en werkte bij Piet van Lier als slager.
Daarnaast kluste hij alles wat er maar te klussen viel.
Toen ome Jan
verhuisde ging het huis naar zijn zuster Martijn die met Knilles van den
Dungen was getrouwd. Knilles werkte bij waterschap "De Maaskant"als
polderkantonier. Mijn grootouders van vaders kant hebben nog enige jaren
bij Knilles en Martijn ingewoond en zijnbei daar overleden. Nu woont
daar mijn neef Fried van den Dungen met zijn vrouw Betsie van den Burgt.
Haske en Drika bij hun
40 jr.huwelijk met hun kinderen.
Huize van Balkum, gebouwd in 1932.
vlnr: Broer Riek Rien Mien en Antoon.
Naast Jan
van Hirtum stond het huis van Haske van Balkum en Drika Verhallen
dat gebouwd was in 1931. Hun zoon Toontje was een van de oprichters van het
revuegezelschap Levensvreugd. Hij schreef hiervoor vele sketches en liedjes
waaronder hét Rusmollese volkslied. Ook hun andere zonen Broer en Rien waren
lid van Levensvreugd. Schoonzoon Jo van Hoof, die met dochter Mien was
getrouwd en bij Haske en Drika inwoonden, was regisseur van het gezelschap.
En dan, als laatste woning aan die zijde van de Raadhuisstraat, stond een
zeer klein huisje, eigenlijk niet veel meer dan een hut, van amper 15
vierkante meter. Beneden twee
kamers met een gangetje ertussen had en boven een vliering. Vanaf
de oorlog hebben hier achtereenvolgens gewoond
(maar vraag niet hoe): Bert Verhagen/Nelleke van Rosmalen, Thé/Miet van
den Hanenberg van Dijk, Jos Savelkouls/Gon den Otter en Januske van der
Donk/Mien van Breugel.
naar boven
|
|